TERUG NAAR START

de Bandanese Papen soo te begiftigen, dat het hem aldaer tot groot voordeel streckt.

Den eersten Iunij 1607 ontrent den avont sijn (Godt lof) tot Grissick ghekomen.[1]

Den 3e dito zijn Paulus van Solt, Iacques L'Hermite, Steven Doensen[2], Koopman inde Logie, ende Iacques de Muller Koopman van 't Schip, naer Surrabaya gereyst, om den voorsz L'Hermite behulpigh te wesen in sijne commissie die hy van den Admirael hadde, wesen de 't selfde hy van den Coninck van Macassar versocht, van geenen Rijs naer Malacca te seynden.[3]

Den 4e dito zijn sy voor den Coninck ghekomen, die blint is, dewelcke hare bootschap verstaen hebbende, seyde 't selfde soude naer komen, ende aan sijne onderdanen verbieden dit jaer derwaerts te varen, hy dede oock eenen Brief in Iavaens aen den Admireal schrijven, waer innen hy hem toeseyden, sijne begeerte nae te volgê.

Den 6e dito weder van Surrabaya ghearriveert, ende alsdoen gereetschap gemaeckt om de goederen die daer ghereet lagen te schepen.

Den 7e dito alsoo het scheepsvolck aen Landt in 't Packhuys besich waren, om de fardeelen uyt te dragen isser een gheweldige Serpent, ofte Slange ten voorschijn ghekomen, die naer het volck toe schoot, van sylieden die gewaer wordende, liepen om Spiessen, ende gheweer, waer mede zyse ten laetsten dooden, was vreeslijck om aensien, ende 16 voeten hout mate lanck, vande dickte van een Mans been, hadde een heel Hoen ingheslockt, d'welck haer noch inde middel van 't lijf lach.

De Iavanen siende dat sy doodt was, waren seer droeve, elck een wenschende datse levendigh in sijn huys hadde gheweest, souden van haer leven geen gebreck hebben, want sy het voor een groot geluck houden sulcken beest in huys te hebben, daer sijn eenighe Schippers van hare Schepen, ofte Ioncken, diese ghestadigh met haer ter Zee voeren, ende voedense met alderbeste spijse


 

[1] In de Staatkundige historie van Holland: Maandelijkse Nederlandsche Mercurius, geevende een volledig bericht van alles, wat er aan merkenswaardig ieder maand, in Europa is voorgevallen nevens de origineele stukken en bewijzen daartoe dienende; als placaten, memorien, besluiten, verweerschriften, declaratien, tractaten, capitulatien, ontwerpen, beschrijvingen en accuraate lysten van veele nuttige zaaken, met de noodige aanmerkingen, &c., Volume 31 [Amsterdam : Bernardus Mourik [bookseller], 1772] wordt in het twede hoofdstuk op pag.68 deze gebeurtenissen in 1607 uitvoerig verhaald, waarbij Paulus van Solt als “Admiraal” wordt aangeduid. Daaruit blijkt dat het gepubliceerde journaal toen al uitvoerig werd gebruikt voor historische berichtgeving.

[2] Tot opperkoopman bevorderd, was hij in 1607 hoofd der factorij te Grissee, van waar hij met de gezanten der compagnie Solt en l'Hermite naar Soerabaja trok om de medewerking van den vorst te verkrijgen in den strijd tegen de Portugeezen. De machtige radjah liet zich door Doensz c.s. de toezegging ontwringen voor één jaar zijn onderdanen de vaart op de Portugeesche stapelplaats Malacca te verbieden.

[3] Deze beschrijving wordt gebruikt in de studie over de Geschiedenis der Nederlanders op Java, door Marinus Lodewijk van Deventer (1832-1892), 1886-1887, Haarlem: H.D. Tjeenk Willink; pag.67 e.v.

TERUG NAAR START