TERUG NAAR START

Hans van Solt, Koopman "Verjaagd door 't Bewind"

Rond 1600 komt Hans van Solt, zoon van Pauwels van Solt uit Londen naar Amsterdam met zijn gezin. Hij was toen al een zeer succesvol Zuid-Nederlandse koopman die als Nederduitsgereformeerde voor de Spaanse koning Filips-II uit Antwerpen moest vluchten. Meerdere 'gereformeerde' familieleden 'van Solt' waren al naar Londen of Duitsland uitgeweken.

Geboorte

Johannes Paulusz [Hans] van Solt de oude is geboren op 23 november 1550 in Antwerpen, zoon van Paulus Wouterssone [Pauwels] van Solt en Maria Franco [Maeyken] Aertzen, en gedoopt op 26 november 1550 in de O.L.V.Kerk.

Onze Lieve Vrouwe Kerk te Antwerpen

Huwelijk en kinderen

Hans van Solt de oude trouwde, 25 jaar oud, op 16 oktober 1576 in Antwerpen met Elisabeth Rombouts, 20 jaar oud.

Elisabeth is geboren op 3 maart 1556 in Antwerpen, dochter van Willem Rombouts en Catharina Reigers, en gedoopt op 3 maart 1556. Elisabeth is overleden op 23 augustus 1622 in Amsterdam, 66 jaar oud, en begraven op 26 maart 1622 in de Zuiderkerk.

Voor de kinderen van Hans en Elisabeth wordt naar hun eigen kaarten verwezen.

Bij de naamgeving van zijn kinderen breekt Hans van Solt met de gewoonte om het vaderschap als tweede naam te gebruiken [Johannesse of Johannesz.]. Wellicht heeft hij hiermee als bekeerde naar de Nederduitsch Gereformeerde Kerk afstand willen nemen van de Rooms-katholieke herkomst. Wellicht ook onder invloed van zijn verblijf in Londen wijzigt Hans de familienaam geleidelijk in 'van Soldt'; hoewel de meeste activiteiten en officiële documenten nog de familienaam 'van Solt' dragen. Ruim 100 jaar later herstellen zijn nakomelingen de familienaam definitief terug in 'van Solt', zoals ook op deze website wordt aangehouden. Zijn oudste dochter vernoemt hij naar zijn moeder en de tweede dochter naar de moeder van zijn echtgenote en dat betekent dat de moeder van Elisabeth later overleden zal zijn dan zijn eigen moeder. Zijn oudste zoon vernoemt hij niet naar zijn vader, maar naar zichzelf. Zijn tweede zoon wordt wellicht vernoemd naar zijn schoonvader Willem Rombouts en pas bij zijn derde zoon is de verwijzing naar zijn vader aan de beurt. Het merkwaardige is dat zijn grootvader Wouter in het geheel niet meer als vernoeming voorkomt, ook in de verdere stamreeks niet. De van Solt's waren kooplieden, zeevaarders en officieren.

Zijn dochter Susanne wordt in de Nederlandse muziekgeschiedenis als componiste genoemd en haar muziek tot op de dag van vandaag gespeeld.

Overlijden

Hans is overleden op 13 december 1633 in Amsterdam, 83 jaar oud, en begraven op 16 december 1633 in de Zuiderkerk Letter C no 41 voor 8 gulden [Bron: DTB 1090/40].

Reformatie

Hans van Solt behoort ook tot de vroege volgers van de Reformatie in Vlaanderen, de Nederduitsch-Gereformeerden, en heeft het moeilijk zijn handelsactiviteiten in Antwerpen onder de Spaanse bezetting tijdens de 80-jarige oorlog te handhaven.

Verjaagd door 't bewind

Er zijn ten minste twee verschillende personen die met de naam Hans van Solt uit Antwerpen "verjaagd door 't bewind van Filips-II" vertrokken zijn naar Londen. Ook dat zou een reden kunnen zijn om verschillende familienamen te gaan voeren, Solt en Soldt. Volgens het huwelijksregister van de Dutch Reformed Church Austin Friars is op 30 augustus 1586 Hans van Solt uit Antwerpen getrouwd met Janneken Wygants uit Breda. Ook in de doopregisters van de Dutch Reformed Church Austin Friars komen de beide personen met de voornaam Hans voor als 'vader van'. Omdat het destijds niet gebruikelijk was de naam van de moeder te vermelden, is het niet helemaal zeker dat de in Londen geboren en ook in Londen overleden kinderen aan de juiste vader zijn toegeschreven. De Hans van Solt die in 1589 wordt vermeld als 'deacon' is wellicht de Hans van Solt uit deze genealogie, omdat zijn naam als Soldt word geschreven. De Hans de Solt die in 1594 'elder' was in de Dutch Reformed Church Austin Friars zal dan wel weer zijn naamgenoot zijn. Bovendien is het niet duidelijk welke Hans van Solt in de lijst van Uitgeweken Antwerpenaren, aansluitend op onderstaande tekst, wordt vermeld.

Placaet vonn wegen der Kuniglich Maiestat zu Hispania, für alle die in dissem sein aengezeijchend, anno MDLXXXVI den IX Junij

Aus krafft von den originallen unnd Executoren brieffen zo unnser gnadiger Herr die Kunglich Maiestat, Herzoge vonn Braband vergiinnet hat zu seiner Maj.Rath in Braband, durch versoechung voor den Ersamen, und wijssen, Herren Burgemeistern, Schöpffen, unnd Rath der stadt von Annttorff, auf den IX Junij im iar MDLXXXVI. Ist auch undershryben bei den Secretary J.de Perre.

Ittem so hab ich Jeronimus Sittardt Dieurheutter des selbigens Radts, mich selber gefunden inder obgedachter stad Anttorff, auff den anderen dag des Monnats hugustii indem obgedachten Jar, unnd nach dem durch mich Dieurheutter ist erzayget auch Erklaert worden, nach auszweyszung der obgedachter offner brief, auch sunderlich mit offner Octroy bey seniner Maiestat andie obgedachten Hern Burgemaystren, auch Shoffen dess Radts der obgedachter stadt Annttorff vergunnet im dato eerste Februari. Ist Undershryben Verreijcken unnd J.de Waelhem hiemitt erlaubunsz und erlaubensz nach gemaninen nckordt vonden glidtmassen der obgedachter Stadt in effecto daselbst ist geruert, zu vermugen solten zufinden und auff zu bringen die somma van dreii hundert Thausend Gullden, bei forma von ainner leichung, die do zumal bey allen Burgern unnd inwonnern der selbiger stadt, von qualithedt oder Nation die sein muggen, so wol gegenwurttig sein, ist inn diesem zuverstan, dass die jenigen so nicht dar zu wöllen guetwillig verstan mugen getaxsiert werden auf ain redlich somma, solches alles irr macht und faculteijt gefueglich gedragen kuntten, unnd sy Supplianten, die nicht willig zu auffbringung der selbig tax mugen solten Executeren mitt ainer und merer andern befelch nach dem so indem obgedachten Breiffen begriffen ist.

So hab ich Dieurheutter obgedacht zu ersuechung wie oben unnd als formen und beij offner Edicte und Publication auff den Raethauss der obgedachter stadt thun in beijsein vonden Offitiallen der selbigen stadt, erklart unnd Erkhundiget auch gegenwrttig (sic|) beij fullen umstehender von wegen seinener Mayestet gesommiert aldie Pershonen hieunden genandt, so verreijsset sein und halttende sein auss dem obegdachten Landt vonn Braband, auff dass sij unnd ain ieder fur sich selbs, auff zu bringen, unnd zu bezallen in die hanndt von Elliass de Bie da zu ist der Superintendent, und der Commiszari so auch da zu ist bei den obgedachten Herren und Schöffen ist gecomitiert auch ier Kammer auff den Stadthuss der obegdeachter stad Anttorff sein haben, die somma warauff dan ainieder in seyner particulier is gestöldt und gezestzt, nach aussweysung dass Original oder Lista byder Ordinnantz dess obgedachter Herren und Rath ist Unndershryben, unnd in die handt von mier Dieurheutter ist solchess beruewende:

Sollchess wolverstannden dass die ieenige, die so zufor sein verreysendt, unnd sich sein haltden ausserhalb der Jureidiction von Braband, uber disser siiten dess Möerss unnd Geburge, sollen gehalten sein, innerhalb der zeit von Sechx wochen zu komen unnd zubezalen, unnd wölche so weggezogen sein und sich haltten uber das Meer und Geburg, sollen gehaltten sein zu khomen unnd zallen innerhalb dreii Monattten nach datto von dissem, auff die penne der obgedachter ziit, respective unnd seches Wuchen, unnd dreii Monatt uberstrichen seine, hiemit Reallich und mit der thaeth sollen gexcuttiert werden, nach auszweyssen der offner Brieff von Executoriael, so in handen sein beii mir Dieurheutter unnd wonhaftig bin, beyder Aucterisatie von meinnem Eerwirdigen Herrn Cantzlerr, vondem obgedachten Radt von Branbandt, inder obgedachter stadt vonn Anttorff, und nun gegenwurtig wonhafftig in S.Bernhardtstrassen zu Urkunde meiness handzeychenss hierunder gestellet.

Namen der verreisenden. Onder Anderen worden genoemd - in de genealogie voorkomende – personen: Daniel van Gheel, Abraham van Lemens, De weduwe Jeronimus Coymans, Erfgenamen van de weduwe Vierendeel, Jan Gommaer, Jan Rademaecker, Daniel en Hans de Lommel, Jacques de Velaer, Daniel de Raniaulme, Hans van Solt en Arnout en Andries Rademaecker.

Op het eerste gezicht ligt het vertrek van kooplieden uit het Zuiden nogal voor de hand. In de jaren zeventig en tachtig werd met name de Antwerpse handel meerdere malen ruw verstoord door de strijd tussen Spanje en de opstandige gewesten. In 1567 stelde Alva de vervolging in van een aantal kooplieden die in het voorafgaande jaar openlijk het protestantse geloof ondersteund hadden. In 1574 dreigden Spaanse plunderingen die slechts door onmiddellijke betaling van soldij konden worden afgewend. Twee jaar later ging het alsnog mis toen de Spaanse Furie door Antwerpen raasde, brand stichtte en een groot aantal kooplieden beroofde. Ondertussen was ook de handel over zee niet van gevaar ontbloot door de aanwezigheid van Engelsen en Watergeuzen. Vanaf 1579 bemoeilijkte de opmars van Parma de handel in het achterland van Antwerpen. In 1583 werden Antwerpse kooplieden opgeschrikt door een Franse furie. Het slotstuk van deze malaise was de belegering van de Scheldestad die duurde van het voorjaar van 1584 tot de zomer van 1585.

Er zullen wel zakelijke belangen bij Hans van Solt een rol hebben gespeeld dat hij – in tegenstelling tot zijn steenrijke zwager Hans Rombouts en andere familieleden van Solt – in eerste aanleg naar Londen vluchtte. Nadat in 1578 het katholieke Amsterdamse stadbestuur was verdreven door de Calvinisten [de "Alteratie"] was Amsterdam – ondanks de tachtigjarige oorlog - als koopmansstad aantrekkelijker dan Londen.

In Engeland ten tijde van Shakespeare ontwikkelde zich - vanwege de grote toestroom van protestantse vluchtelingen 'from the continent' - een soort algemene vijandigheid tegenover vreemdelingen, een uitbreiding van de historische Jodenhaat. Koning Edward had reeds in de 13e eeuw de joden uit Engeland verbannen, maar dat nam niet weg dat zogenaamde 'Maronne-joden', vooral Spaanse en Portugese joden die door de Rooms-katholieke kerk gedwongen waren bekeerd doch in overtuiging "jood" bleven, veelal naar Engeland waren verhuisd. In 1594 werd de lijfarts van koningin Elisabeth, de Maronne-jood Roderigo Lopez, door de hofhouding – zogenaamd wegens hoogverraad en tegen de wil van de vorstin – vermoord. Ook Londen was voor 'vreemdelingen' geen prettige verblijfplaats.

Het is dus niet verbazingwekkend dat Hans van Solt rond 1600 naar Amsterdam vertrekt. Uit de doopregisters van Amsterdam blijkt dat er in 1600 in Amsterdam naast de reeds genoemde familieleden ook al Evangelisch-Lutherse familieleden 'van Solt' waren. In de eerste jaren woont de familie in de Kalverstraat, waar vóór 1523 het eerste Amsterdamse weeshuis was gesticht. In 1560 hield het weeshuis een loterij om daarmee de noodzakelijke nieuwbouw te kunnen bekostigen. Op de plaats waar dit eerste weeshuis lag was verdere uitbreiding nauwelijks mogelijk en bovendien zeer kostbaar omdat men daarvoor huizen aan de Kalverstraat zou hebben moeten slopen. Het aantal wezen steeg voortdurend en bedroeg in het derde kwart van de 16e eeuw reeds 200. Een radicale oplossing voor het probleem van de huisvesting van de wezen deed zich voor in 1579, toen de bezittingen van de kloosters door de stad geconfisqueerd werden en verdeeld over de liefdadige instellingen. Het weeshuis kreeg de kapel van de Heilige Stede, het St.-Lucienklooster en het Kartuizerklooster met al hun bezittingen toegewezen. In 1580 betrokken de wezen het St.-Lucienklooster en werd "Het Oude Weeshuys" verhuurd aan de herberg 'de Keizerskroon', die daar ruim vier eeuwen gevestigd zou blijven en ook onderdak verleende aan nieuwkomers.

De afbeelding van de Dam in 1604 tijdens de laatste Leprozenommegang op Koppertjesmaandag geeft een duidelijk beeld van kleding en opmaak van de diverse bevolkingsgroepen. Dit schilderij van Adriaan van Nieulandt (1587-1658) uit 1633 is in het Historisch Museum Amsterdam.

Hans is ouderling in de Zuiderkerk in de perioden 1605-1606, 1609-1610 en 1613-1614. Desondanks blijkt Hans van Solt de oude ook belangstelling te hebben voor kunst. In een artikel van de econoom John Michael Montias over kunstaankopen uit weeskamerveilingen worden vader en zoon van Solt aangemerkt als frequente kopers bij veilingen. In een latere publicatie komt Montias nog eens terug op de betekenis van de kunstverzamelaarsfaimlie 'van Maerlen'. De genealogische gegevens van Montias zijn niet altijd in overeenstemming met de gegevens uit archieven, maar dat is voor het onderwerp – kunstbezit - minder belangrijk. De weeskamer was gevestigd in het oude Stadhuis op de Dam.

Op 24 en 25 februari 1609 kocht Hans van Solt de oude vier schilderijen voor 65 gulden 10 stuivers, drukwerkjes voor 13 stuivers bij een verkoop op verzoek van Pieter Loduswycxs. Bij de verkoop van Jacques Rombouts, precies een maand later, kocht Hans van Solt de oude één van de duurste partijen, een landschap voor 102 gulden. Zowel Hans van Solt de oude als de jonge kunstwerken kochten op veilingen in de periode 1608 tot 1613, daarna gebruikten ze handelaren om hun uitgebreide verzamelingen op te bouwen.

In 1611 kocht Hans van Solt panden op de Groenburgwal/Verversgracht.

In de periode 1612/1616 woonde Hans in een buurhuis van het Glashuys. Het huis en erf van ± 30 voet breed en 127 voet lang, dat grensde aan het Glashuys werd op 21 april 1610 eigendom van Dirck Honkelboer, die het alweer op 4 juli 1611 overdroeg aan Abraham Seeuwers. Deze deed het nog sneller van de hand, op 6 februari 1612 aan zijn zwager Hans van Solt. De belangrijkste overdrachten komen in 1616. Dan gaat op 4 juni het huis van Van Solt over aan de blauwverver Jan Cornelisz Cort. Het huis thans Kloveniersburgwal no.103 krijgt de naam de Blauwe Arent.

In 1631 woonde Hans op de Oude [Ooster] Achterburgwal ["de Kaaij van 't Dolhuis tot de Doelen"]. Hans wordt aangeslagen voor 800 gulden en dat betekent dat zijn vermogen in 1631 op minimaal 160.000 gulden wordt geschat; in die tijd behoorde je dan tot de 300 rijksten van Holland. In de inleiding van de gebroeders Frederiks wordt over de betrouwbaarheid der opgaven gezegd: "Verder krijgen wij eenig denkbeeld van de gegoedheid der inwoners, zij het dan ook niet met volstrekte juistheid van gegevens. Immers uit de zaakrijke levensbeschrijving van Nicolaas Witsen … blijkt, dat die burgemeester eene halve eeuw daarna spreekt van de onzekerheid, vooral hij kooplieden, hoeveel de inwoners bezaten, "also men onder koopluijden de rijkdom niet weten kan en alles aen de crediten hangt. Het deksel der geheimhouding moge al brengen tot het verstoppen van den uitersten penning, het opgegevene door de heele bevolking doet zien hoevelen het boven het minimum gebracht hadden".

Notariële akten

In de 17e eeuw werden vrijwel alle familie en zakelijke aangelegenheden via notariële akten geregeld. Akten waarin Johannes Paulusz. Van Solt [Hans de oude] betrokken was zijn verdeeld in de twee genoemde categorieën. Onderstaand zijn de samenvattingen aangegeven.

Familiale aangelegenheden

10 april 1609: Van zijn overleden neef is er een inventaris van de nagelaten goederen. Pauwels van Solt Jacqueszoon, voor commies uit deze landen naar Oost Indië uitgevaren op 23 april 1601 en op die reis overleden – 1 juni 1608 – te vererven als gevolg van testament van 16 februari 1606, gepasseerd op het schip 'Delft' op de rivier de Jambe, o.a. Donatie van zijn grootvader Pauwels van Solt, ontvangen 5 maart 1603, berustende onder zijn oom Hans van Solt, 200 ponden Vlaams en van zijn erfdeel van zijn grootvader 600 ponden Vlaams, ingekomen 15 juli 1603; 150 ponden Vlaams van Bewindhebbers O.I.C. wegens een veroverde caraque; gage 106.16.6 ponden Vlaams etc. Totaal aan vorderingen 1478.10.9 ponden Vlaams. Schulden en legaten [o.a. zijn moeder 1000 gulden]. Totaal 800.5.- ponden Vlaams. Deelbaar: 1178.5.9 ponden Vlaams. Voorts zijn roerende goederen. Zijn zuster, Francina van Solt, zijn tante/moeije Francina van Solt, weduwe Adriaen de Poorter, zijn oom Hans van Solt en zijn tante/moeije Maria Becx, zijn de erfgenamen. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 116 folio 45v-52; Notaris Jan Fransz. Bruijningh.]

14 oktober 1610: Francina van Solt, weduwe Adriaen de Poorter heeft ten overstaan van haar gekozen voogd Hans van Solt den oude procuratie gegeven aan Pieter van Peenen, koopman te Middelburg inzake de uitkering in natura aan haar vanwege de O.I.C. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 374 folio 166; Notaris Nicolaes Jacobsz.]

27 juni 1617: Abram van der Beke als vader van Jacques van der Beke, zijn zoon geprocreëerd bij wijlen Francijntgen van Solt, bekent ontvangen te hebben uit handen van Hans van Solt ƒ 600 13 jaar onderhoud van zijn zoon. Zie weeskamerarchief. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 624 folio 52; Notaris Sybrant Cornelisz.]

5 november 1624: Adriaen Dequer [in acte genoemd Decker] als man van Clara Ricquet verklaart uit handen van de executeurs - Hans van Solt en Anthony Gommers - van het testament en de boedel van Hans Rombouts, zijn vrouws oom en voogd ontvangen te hebben wat haar toekomt, en geadministreerd was door Rombouts vanwege haar vader, grootvader, grootmoeder, tante en oom. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 743 folio 14v; Notaris Hendrik Bruijningh.]

5 november 1625: Huwelijkse voorwaarden tussen Samuel Marinier, laatst weduwnaar van Clara van Eijndhoven, geassisteerd met Anthoni Smyters en Carel Quina, en Anna Poock, geassisteerd met Hans van Solt de oude en de notaris Nicolaes Jacobs. Hij heeft kinderen uit zijn voorgaande huwelijk met Elisabeth Smyters. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 391 folio 302; Notaris Nicolaes Jacobsz.]

15 maart 1628: Maria van Solt, weduwe Jan Becx, erfgename van Francina van Solt, weduwe Adriaen de poorter haar zuster, alhier overleden. Geeft procuratie aan haar broer Hans van Solt den oude betreffende die boedel. Zie ook 7 februari 1629. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 842 folio 55; Notaris Jan Cornelisz. Hoogeboom.]

1 november 1628: Davidt van Solt, voljarige zoon van wijlen Elisabeth Rombouts en Hans van Solt de ouden, verklaart o.a. uit handen van zijn vader ontvangen te hebben, wat hem toekomt uit den boedel van zijn oom Hans Rombouts. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 842 folio onleesbaar, Notaris Jan Cornelisz. Hoogeboom.]

7 februari 1629: Clara van Solt, weduwe Matijs van Voorn, wonende te Keulen, geassisteerd met haar zwager Abraham van Born, makelaar alhier, bekent ontvangen te hebben het 1/3 part, zijnde 5000 ponden Vlaams in de boedel van haar zuster Francina van Solt, weduwe Adriaen de Poorter, uit handen van haar broer, Hans van Solt de oude, en haar zuster Maria van Solt, weduwe Jan Becx. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 842 folio 419; Notaris Jan Cornelisz. Hoogeboom.]

10 februari 1629: Hans van Solt de oude was als zwager executeur-testamentair van het testament van Hans Rombouts en beheerde als eerste het beruchte Hans Romboutsfonds, waaronder het beroemde Blauwhuis op de Herengracht 196-198, het adres waar Hans Rombouts met zijn eerste echtgenote Susanna Nicquet, een schoonzus van het vroedschapslid Dominicus van Heemskerck, en na haar overlijden met zijn tweede echtgenote, de Vlissingse burgemeestersdochter Adriana Coolen. De datering van de hier genoemde akte is opvallend. In het testament van 1 januari 1620 wijst Hans Rombouts zijn zwager Hans van Solt en twee anderen al als executeur-testamentair aan. Hans Rombouts is in 1624 steenrijk en kinderloos gestorven. Zijn weduwe is - na het verdelen van de erfenis - in 1631 aangeslagen voor een vermogen van 210.000 gulden. Voor dat restbedrag van zijn vermogen wordt Rombouts opgenomen onder de 250 rijksten van de Gouden Eeuw. Over de nalatenschap van Hans Rombouts is veel te doen geweest tot ver in de 19e eeuw. Het Romboutsfonds dat bedoeld was om arme studenten in de theologie te ondersteunen gaf verwanten voorrang ten opzichte van niet-verwanten. Hans Rombouts was een lidmaat van de Waalse Kerken en de steun van zijn fonds ging daarom naar opleiding die verzorgd werd door het Collège Wallon in Leiden. Een van de studenten die daar op kosten van Rombouts studeerde, maar vervolgens naam maakte als dichter, was Willem Godschalck van Focquenbroch [1640-1670). Het Romboutsfonds is begin 19e eeuw door de Staat in beslag genomen zonder vergoeding en strijdig met het testament van Hans Rombouts. De Blauwhuizen zijn geveild. Gedurende de gehele 19e eeuw hebben de nakomelingen van Rombouts zich hiertegen vruchteloos verzet. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 842 folio onleesbaar; Notaris Jan Cornelisz. Hoogeboom.]

12 mei 1631: Abraham Seeuwens, eertijds getrouwd met Cathaline van Solt in leven dochter van Hans van Solt de oude, ter ene en Hans van Solt de oude ter andere zijde. Seeuwens heeft niettegenstaande een opdracht van schepenen van 25 april 1625 ten behoeve van van Solt gepretendeerd gerechtigd te zijn voor 1/6 van de erfenis, die de gemene kinderen van van Solt bij legaat van Hans Rombouts is toegekomen. Betreft ook wat Seeuwens is toegekomen door overlijden van Daniël van Solt, de broer van zijn vrouw en wat hij zegt, hem of zijn kinderen toekomt volgens testament van Francine van Solt, weduwe Adriaen Poorters. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 842 folio onleesbaar; Notaris Jan Cornelisz. Hoogeboom.]

Zakelijke aangelegenheden

Hans van Solt stortte – net als zijn vader Paulus en zuster Francina - bij de oprichting van de VOC in 1602 een aandeel van 3000 gulden. Zijn zwager Hans Rombouts stortte tweemaal; eerst 7200, later 5400 gulden en behoorde daarmee tot de belangrijkere eerste aandeelhouders. Inschrijvingen voor de VOC

Gheraert Reynst voor Hans Rombouts 7.200

Hans Rombouts, omtrent 31 jaar, won. op de N.Z. Voorburgwal, geb. te Antwerpen, geass. d. zijn moeder Catharina Reygers, ondertr. op 9 okt. 1593 met Susanna  Niquets, geb. te Antwerpen, 24 jaar, won. op de O.Z. Voorburgwal, geass. d.h. vader Jan Niquet en moeder Margriete Bosman (D.T.B. 406 f. 210 v.). In aug. 1593 ass. hij bij de ondertr. van zijn zuster Jacomina met Pieter van Peenen, geb. te Rousselaer (D.T.B. 406 f. 196). Op 4 sept. 1599 ass. hij als oom bij de ondertr. van Susanna Walraven met Antoine Gommaerts, geb. te Mechelen (D.T.B. 409 f. 27). Hans Rombouts is geb. te Antwerpen in 1562; hij woonde later op de Heerengracht "In 't blauwe huys".  Na het overlijden van zijn vrouw Susanna, hertr. hij in 1620 met Adriana Coolen, eerst wed. van Lieven Lampsins en daarna van Albert Joucheyn. In zijn testament legateert hij f 30.000 tot onderhoud van zes arme studenten (not. Bruyníngh 291 f. 4). Hij drijft o.a, handel op de Levant (Heeringa p. 23 etc.). Zijn rekening in de grootboeken der Wisselbank beslaat in 1611-2, in 1612-3, in 1615-4 en in 1620-3 folio's. In 1624 is hij kinderloos te Amsterdam overleden.

Lenard Sweerts de Jonghe als lasthebbende van Hans Rombouts mijn Oom 5.400

Lenaert Sweers, procureur, woont in 1606 achter de Nieuwe Kerk (reg. Haarl. loterij).

noch voor Pouls van Solt 3.000

noch voor Hans van Solt 3.000

De familie Van Solt stamt uit Antwerpen. Hans van Solt de oude heeft bij de Wisselbank een rekening, die in 1609 2, in 1611 3, in 1612 4 en in 1615 en 1620 telkens 5 folio's beslaat. Hans van Solt woont in de Kalverstraat in het oude Weeshuis. In 1631 wordt zijn vermogen op f.160.000 geschat. - De Van Solt's waren o.a. geparenteerd met de ook uit Antwerpen afkomstige familie Bosschaert, waarvan leden zich te Amsterdam en te Hamburg hadden gevestigd. De te Amsterdam wonende koopman Paulus Bosschaert was gehuwd met Elisabeth van Solt.

noch voor Francina van Solt weduwe 3.000

Gerard Reynst [1599-1658], koopman en "Heer van Niel", zoon van Gerrit Reynst, een van de eerste Gouverneurs-Generaal van de VOC en neef van Jacques Nicquet, woonde samen met zijn broer Jan in 'De Hoop' aan de Keizersgracht (nr. 209,) ook wel "een Koninks Paleys"genaamd, met de belangrijkste verzameling in de Republiek van Italiaanse schilderijen, Romeinse oudheden en een zestiendelige atlas uit de collectie van de Venetiaan Andrea Vendramin. De Saten van Holland kochten in 1660 voor 80.000 gulden een deel van deze verzameling om die aan Karel-II van Engeland te schenken. Deze restverzameling werd in 1662 geschat op ten minste 300.000 gulden.

Hans van Solt voerde een variant van het oorspronkelijke familiewapen. Hans van Solt was zeer succesvol in zaken en had bij de Wisselbank een grote rekening, zoals boven vermeld. Bij de totstandkoming van de Wisselbank speelde Hans van Solt een rol als eerste ondertekenaar van een protest tegen het verbod om met zogenaamde kassiers te werken. Het geldverkeer was in de middeleeuwen en lang daarna chaotisch en volstrekt onoverzichtelijk. Steden, gewesten en staten gaven jaarlijks een grote verscheidenheid aan munten uit die over de hele wereld verzeild raakten. Voor elke transactie die met geld betaald zou worden, moesten de kooplieden eerst hun geld laten taxeren of het laten omwisselen in de afgesproken munteenheid. Om enige orde in deze monetaire chaos te scheppen stelde de stad Amsterdam in 1609 de Wisselbank in, die onderdak vond in het stadhuis. Een echte geldsanering heeft de Wisselbank nooit kunnen bewerkstelligen, maar wel heeft ze het betalingsverkeer kunnen versoepelen. Zo kon men er veilig geld deponeren, een rekening openen en giraal een bedrag overmaken op een andere rekening. Men kon er ondeugdelijk geld laten taxeren en daarvoor in de plaats goed gangbaar geld terugkrijgen. De Wisselbank genoot een zeer groot vertrouwen en is daarom een succesvolle en onmisbare schakel in het geldverkeer geworden. In het document over de wisselbank is de geschiedenis van de wisselbank opgenomen en staan de originele teksten vermeld, inclusief het protest van Hans van Solt c.s. Taalproblemen zullen zich binnen het gebied dat Amsterdamse kooplieden als werkgebied hadden, nauwelijks voorgedaan hebben. Het Nederduits met dialecten in een aantal gebieden, werd als handelstaal gebezigd van Brugge tot Riga en van Bergen tot Novgorod. Waar Amsterdamse kooplieden zich vestigden of handel dreven spraken en schreven ze hun eigen taal. De Nederlandse [Nederduitse] taal is tot ver in de achttiende eeuw de correspondentietaal in het Oostzeegebied gebleven. Met Hamburg en de andere Duitse steden was er natuurlijk al helemaal geen probleem maar ook in Engeland bediende men zich vaak van het Nederlands als het om handelsbetrekkingen ging.

Hans van Solt had een Handelscompagnie samen met zijn zoon Willem tot diens dood in 1622. Uit onderstaande akten blijkt niet alleen dat hij personeel in dienst had, maar ook dat hij voor de VOC werkte en zijn eigen handelsactiviteiten nog vrijwel geheel met de bekende Zuid-Nederlandse kooplieden deed, zelfs veelal [aanverwante] familie. Bovendien bleek hij grondbezitter buiten Amsterdam en dat grondbezit zal wel buiten het Kohier van 1631 zijn gebleven, evenals mogelijk oud bezit in Vlaanderen.

Hoe zag "Koopmanstad" met Koopmansbeurs Amsterdam er in de eerste helft van de 17e eeuw uit?

In de notariële akten worden uiteraard de oude handelstermen gebruikt en oude waarde-eenheden. Een korte uitleg daarover vooraf. Er komen meerdere waardeaanduidingen voor. In 1521 voert keizer Karel V een munt in die naar hem de Carolus wordt genoemd. De gouden Carolus [2,91 gr] is onderverdeeld in 20 stuivers, een indeling die bijna 500 jaar ongewijzigd blijft. In 1543 kwam de zilveren Carolus [22,85 gr.], die tot 1680 gold als [eerste) eenheidsmunt voor de Zeventien Provinciën. De waarde van de Karolingische gulden is ongeveer 12½ gewone guldens. Volgens Gelderblom – pag. 49 – is 1Pond Vlaams ± 6 Gulden; op pag. 95 > 1 gulden = 20 stuivers; goudgulden = 28 stuivers. In de Noordelijke Nederlanden was 1 gulden 20 stuivers waard en 1 stuiver was 16 penningen. De schrijfwijze was meestal zo: 1-19-15, ook wel 1.19.15 of 1:19:15 [1 gulden, 19 stuivers, 15 penningen). Een wisselbrief geeft recht op een uitkering uit een depot. De wissel is een onvoorwaardelijke opdracht door de trekker gegeven aan de betrokkene tot het betalen van een in de wisselbrief genoemd bedrag op een bepaalde datum; [uso = gewone betalingstermijn voor Nederlandse wissels > 30 dagen; dubbel uso = 60 dagen]. Wisselbrieven konden worden doorgetransporteerd aan derden, de order, ter voldoening van schulden. Een wisselprotest is een verklaring, dat een wissel bij aanbieding niet geaccepteerd of op de vervaldag niet betaald werd. Wat is een scheepslast? Voorthuysen geeft aan - pag. 69 - dat 1 last 2 scheepston is. Een term die in de bevrachtingakten voorkomt is "kaplaken"; onder kaplaken verstond men 'zekere verering die een schipper boven de vracht der goederen bedingt, laken voor een kap of fooi voor een (nieuwe) lakense kap, later in het algemeen fooi, drinkgeld, een gratificatie voor de kleren; ook wel premie die aan de schipper boven de vracht betaald werd, opdat hij voor schip en lading des te meer zorg zou dragen.

Wanneer we naar de 'bevrachtingcompagnieën kijken waar Hans van Solt de oude in deelname, dan komen daar regelmatig dezelfde namen in voor; zijn zwager Hans Rombouts en diens zwager Jacques Nicquet, andere verwanten zoals Lennaert Sweers en David Walraven, mede-uitgewekene zoals de broeders van Gheel, terwijl ook Albert Schuyt, later directielid van de Levantse handelorganisatie deelneemt; Hans van Solt de oude zette de handelspraktijken uit Antwerpen kennelijk gewoon door vanuit Amsterdam. Over Hans Rombouts wordt elders bericht, maar ook heel boeiend is Jacques Nicquet [1573-1642], uit een bekende Antwerpse Koopmansfamilie en zwager van Gerrit Reynst, een van de eerste Gouverneurs-Generaal van de VOC. Nicquet dreef handel op Italië en de Levant vooral in zijden en zijde stoffen; daarnaast had hij als bewindvoerder van de Noordse Compagnie tevens belangen in de walvisvaart. Tussen 1609 en 1620 verrekende hij grote bedragen via de Wisselbank en overleefde in 1621 een faillissement met een schuld van 600.000 gulden [het dagloon van een timmerman in die dagen was ongeveer 1 gulden].

1 november 1604: Manuel Rodrigo Vega, koopman althans zijnde te Amsterdam, verklaart dat Matheo de Reuzi uit Londen op hem wissels heeft getrokken te betalen aan Hans van Solt 100 p. Sterling op dubbel uso, aan Harmen Heesters, 100 p. Sterling op dubbel uso, aan Balchior Menden, 100 p. Sterling op dubbel uso, aan Guilliaeme Key 100 p. Sterling op dubbel uso. Zegt deze niet te kunnen accepteren, daar hij op zijn vertrek staat. Cornelis Snellinck protesteert hierover tegen Vega en verklaart zelf de wissels te zullen accepteren ter ere van de trekker. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 97 folio 222, 222v; Notaris Jan Fransz. Bruijningh.]

23 april 1610: Wisselprotest namens Hans van Solt de oude, koopman alhier, aan Adam Nouts, koopgezel alhier, wiens vader zegt dat hij niet thuis is. Is failliet. Wissel: Danzig, 27 maart 1610 - 229.17.- ponden Vlaams op 2 maanden. Waarde genoten van Hans Gommersen. Trekker: Caerle Knevel. Geaccepteerd. 17 april.[ Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 119 folio 91v; Notaris Jan Fransz. Bruijningh.]

13 mei 1610: Gornelis Adriaensz Ackersloot en Cornelis van Foreest, kooplieden en burgers alhier, verkopen en transporteren aan Hans van Solt, mede koopman alhier. 25 morgen in de Beemster, zijnde een kavel in de bedijking van de Beemster in de Arembergergrond met alle gerechtigheden van dien, zoals de kavel zal worden geleverd bij loting. Hebben alle omslagen tot nu toe ten volle betaald. Kwiteren van Solt voor de betaling. Geven procuratie aan Evert van Diemen om het transport te passeren. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 115 folio 124-124v; Notaris Jan Fransz. Bruijningh.]

22 november 1610: Hans van Solt den ouden, koopman alhier, insinueert Jan Pellicoorne Embertsen, koopman alhier en zijne moeder betreffende de levering van een actie van 500 ponden Vlaams in de eerste 10-jarige rekening der Geoctr.O.I.C. kamer Amsterdam. ["Insinueren" is een in akten gebruikte term voor een juridische aanzegging. Veelal gedaan wanneer een toezegging moet worden nagekomen. Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 123 folio 5v-6; Notaris Jan Fransz. Bruijningh.]

1 september 1611: Bevrachters: Hans van Solt, Hans Rombouts, Jacques Nicquet en Albert Schuijt, kooplieden; Schipper: Cornelis van der Venne van Amsterdam; Schip: "St.Jan", 180 lasten; Route: van Amsterdam met koopmanschappen, naar Cyprus, Soria [Syrië], Palestina, Egypte, en elders, heen en weer, lossen/laden waar nodig, lig- en zeiltijd vanaf aankomst Cyprus t/m laatste laadplaats 4 maanden en retour Amsterdam; Vrachtprijs: 11000 Karolingische gulden; Bijzonderheden: [1] presenten en ankerage in Cyprus wordt door bevrachter betaald; [2] extra lig-/zeiltijd wordt door arbiters geregeld. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 125 folio 182-182v; Notaris Jan Fransz. Bruijningh.]

3 januari 1612: Alexander Lancelot, koopman te Genua, bekent ontvangen te hebben van Hans van Solt d'Oude, in de bank dezer stede, 2500 ponden Vlaams. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 375 folio 2; Notaris Nicolaes Jacobsz.]

18 januari 1612: Alexander Lancelot, koopman te Genua, geeft procuratie aan Hans Gommaers, koopman te Dantzich, om te vorderen van Christiffel Becx, mede koopman aldaar, rekening van zijn bewind als facteur van de goederen in commissie hem door van Solt toegezonden. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 375 folio 24; Notaris Nicolaes Jacobsz.]

16 januari 1614: Bevrachters: Hans van Solt en David Walraven, kooplieden te Amsterdam; Schipper: Adriaen Jans van der Beets; Schip: "De Tortelduijve", 100 lasten; Route: van Amsterdam met gaan en koopmanschappen naar Villa Nova, Faro, Aymonte, Tavila en tot St.Lucas 't verst, lossen en laden waar en wat nodig. Ligtijd totaal 1 maand, eventueel nog naar St.Uvis zout laden, anders in St.Lucas en terug Amsterdam; Vrachtprijs: 1700.- Karolingische gulden; Bijzonderheden: extra ligdagen 200 Karolingische gulden per maand; dagen meer of minder naar verhouding. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 377 folio 10-11; Notaris Nicolaes Jacobsz.]

1 december 1614: Contract waarbij Cornelis Hinderduijn, oud 15 jaren, voor 6 jaren in dienst komt bij Hans van Solt de oude, koopman te Amsterdam. Voor Cornelis is opgetreden zijn vader Adam Dircksz. Hinderduyn, landdrost van West Friesland en het Noorderkwartier. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 377 folio 451; Notaris Nicolaes Jacobsz.]

11 januari 1618: Hans van Solt de Oude, koopman, verklaart dat schip Mauritius met volk over Capo de Passere bij Sicilië in de strijd tegen de Turken gebleven is. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 381 folio 14; Notaris Nicolaes Jacobsz.]

4 november 1620: Bevrachters: Hans Rombouts, Hans van Solt en Cie, Leonard Sweerts en Coenraad de Wilde, Jacques Nicquet, Daniel en Jan van Geel; Schipper: Pieter Pieterss, van Amsterdam; Schip: "De Eendracht", 170 last; Route: Van Italië [waar schip is voor een andere bevrachter] naar Genua, Cyprus, Alexandrette, Soria, Palestina, Egypte; verzeilen heen en weer, lossen/laden wat nodig is en terug naar Amsterdam; Vrachtprijs: 1450.- gulden per maand; Bemanning: 30 man en 2 jongens; Bewapening: 14 gotelingen en 6 steenstukken; Bijzonderheden: De schipper is overal vrij van ankerage, pilotage, consulage etc. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 164 folio 158v; Notaris Jan Fransz. Bruijningh.]

18 mei 1629: Hans van Solt de Oude, koopman te Amsterdam, geeft procuratie aan zijn bediende, Pieter Boogaert, om van de West-Indische Compagnie, kamer Utrecht te ontvangen 50% in contanten van een aan van Solt getransporteerd kapitaal van 1800 gulden dat van Solt in de West-Indische Compagnie, kamer Utrecht, heeft uitstaan. [Notarieel Archief Amsterdam, inventarisnummer 827 folio 50; Notaris Jacob Bruijningh.]

Bronnen

Het Notarieel Archief Amsterdam is met toegang 5075 in het Gemeentearchief ondergebracht. Elke notaris heeft daarbinnen een eigen subnummer met een verzameling van zijn akten onder opvolgende inventarisnummers. De afbeeldingen zijn eveneens uit het Gemeentearchief Amsterdam.

Dr J.G.van Dillen – [1] Het oudste aandeelhoudersregister van de Kamer van Amsterdam van de Oost-Indische Compagnie, 's-Gravenhage 1958. [2] Bronnen tot de geschiedenis van het Bedrijfsleven en Gildenwezen van Amsterdam - 3 dln, Nederlands Economisch Historisch Archief, 's-Gravenhage 1929/1933.

J.G. Frederiks en P.J. Frederiks - Kohier van den tweehonderdsten penning voor Amsterdam en onderhoorige plaatsen over 1631, uitgegeven vanwege het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam; Ten Brink & De Vries, 1890.

O.Gelderblom – Zuid-Nederlandse kooplieden en de opkomst van de Amsterdamse stapelmarkt 1578-1630 - Verloren Hilversum 2000.

Geschiedenis van Amsterdam, deel II-1, tekst van Maarten Hell - SUN Amsterdam 2004.

Geschiedenis van Amsterdam, deel II-2, tekst van Clé Lesger - SUN Amsterdam 2005.

Roelof van Gelder & Renée Kistemaker – Amsterdam 1275-1795 – De ontwikkeling van een handelsmetropool - Meulenhoff Amsterdam 1982.

R.Meischke - Amsterdam Burgerweeshuis: de monumenten van de geschiedenis en kunst – 1975.

John Michael Montias [1928-2005], Emeritus hoogleraar Economie [van Oost-Europese systemen] aan de Yale University, heeft twee keer over de weeskamerveilingen geschreven. Het eerste artikel is verschenen in de Nederlandsche Leeuw 2001, pag. 179-201, en in zijn boek Art at auction in 17th century Amsterdam, Amsterdam University Press 2002; in het bijzonder hoofdstuk 19.

Velthuijzen van der Groenekan - Brochure "Aan het Nederlandsche Publiek!" over het testament van Hans Rombouts, - Amsterdam, september 1887, Handelsdrukkerij wed. Emmerich.

W.D.Voorthuysen – Koopman Amsterdam; Beknopte economische geschiedenis van Amsterdam 1200-1795 – Aksant Amsterdam 2001.

Kees Zandvliet - De 250 rijksten van de Gouden Eeuw – Rijksmuseum 2006.

TERUG NAAR START